Dit is het vlees, gewijde. Het was
een woord voor
Rubens; ruimer tijd, machines
lezen zijn achtergrond. Altijd
geschilderd door de leerling: een sneeuwpop.
Op het tapijt van deze schilder
ligt
de kluizenaar.
(Yvonne zei:
wat is ze dik geworden
hè?) ik zag dat niet
ik zag
de schoen die wit, gesleten, grijs gekraakt
van een harde voet afgleed.
Het woord dat.
Het woord dat me ontglipt.
Koket is niet het woord dat bij me opkomt. Het
woord dat me ontglipt is niet
Koket. Grootsachtig. Gigesque. Het halfgevulde
bierglas.
Nee. Nee. Een kleintje. |
vult haar hand half. De witte stof over
verborgen knieën.
O Enschede!
O markterras vol goedbedoeld verlangen
dronkenschap
of Spa.
Onttrokken aan het licht (roze, oranje
op grove steen) moet ik nog rijden
het halfgevulde bierglas
weet je, dat komt een
twee vingers goud
(je smaak was nooit, hoe
zal ik
dat uitleggen, nooit bij-
Al eerder had ie een fles gevonden- een fles
gewaden stof
over verborgen knieën
“duisternis boven”
een diepe zee?
de trap op?
de rand vol wrakhout, wier. Vloedbezinksel,
vogelpoep. Gewrongen
dorsten
sporen
van gevuld en koel verlangen;
dronkenschap.
“object trouvé was een peilstok in pekel”
Een afgevallen priester heeft het
vlees gewijd.